telkens als wij samen zitten
ik met een glaasje wijn
zij altijd met haar watertje
dan lijkt het net of wij een paartje zijn
neen, wij vallen niet op vrouwen
en dus niet op elkaar
maar als het wel zo was
dan viel ik vast op haar
de vonken in haar ogen
de felheid in haar stem
als zij zich weer eens kwaad maakt
niet op mij maar wel op hem
ik luister en voel mee
wij zwijgen elk om beurt
de ander praat voor twee
en ik weet onderhand :
zij eet haar soep lang niet zo heet
als deze aan het soepbuffet
meermaals in haar kom belandt
wanneer zij samen met de sla
weer lacht tot z’ervan krult
is mijn genegenheid voor haar
tot boven aan de rand gevuld
0 reacties