
Zinloos

door de tijd beslagen
weet je nog of je zoet of bitter dronk?
of het tikken van twee glazen klonk?
of daarbij ogen straalden, stemmen streelden?
je slaat breekbare gedachten tegeneen
en wat je toen zo zeker wist
tracht je nu opnieuw te weten
elk heden heb je slechts te leen
over de grens van het moment
ligt het druppelsgewijs vergeten
(Dit was het “Gedicht van de Stad Ronse” in 2010, naar aanleiding van de wedstrijd voor Gedichtendag. Eerst stond er een fout in de tekst, die werd na drie jaar eindelijk verbeterd, maar nu is wel het jaartal verkeerd…)
wat staan de ogen hoog vanmorgen
hoger dan de zon
dan de neus
die voelt hoe fris het is
en zich terstond een rode kleur aanmeet
gezelschap voor de mond
de nazomer, sleepboot van de herfst, passeert
scharlaken bakens door ochtendkou uitgezet
Knijp in mijn hart
mocht het bezwijken,
streel mijn grijze haren zwart.
Wrijf me warm met terpentijn
ontdoe me van de lagen schijn,
boenwas die ik als ambrozijn
aan ziel en lichaam heb gevoerd.
Leg dan op mijn geboortebed
je lakens van lankmoedigheid.
Wek mij met woorden van gemis
eens dit harnas genezen is
en ik weer klaar ben voor de strijd.
De prachtige tekening “Spring Fairy” van de Amerikaanse tekenares Ruth Sanderson inspireerde mij tot het schrijven van het gedicht “La primavera”. Ruth was zo vriendelijk mij toelating te geven haar tekening op mijn website te plaatsen.
La primavera
jaloerse minnaar
je verjoeg de herfst met zijn warme kleuren
uit schrik dat hij me zou bekoren
je huilde in kale bomen
omdat ik sliep in je paleis van ijs
onder je witte deken
je zuchtte op plassen en beken
die onder je kille adem bevroren
nu je me wakker kust, hoor ik je vragen
of ik dit jaar de kristallen kroon zal dragen
die op de troon naast de jouwe rust
neen, en toch ben ik jouw koningin
want wat geen sterveling vermoedt
wij zijn voorgoed geliefden
al is ons samenzijn steeds kort
omwille van ons groot verschil
buiten ligt het leven stil
zolang ik hier bij jou vertoef
lief, ontdooi je koude armen
al dat dode maakt mij droef
ik wil de aarde weer verwarmen
hoor je de vogels die me roepen?
open de poorten, dit is mijn dag!
ik strooi bloemen langs mijn pad
volg mij in je laatste oogopslag
La primavera
oh jealous lover
you chased autumn with his warm colours
frightened that he would charm me
you wept in leafless trees
because I slept in your castle of ice
under your white blanket
you sighed on puddles and brooks
that froze under your cold breath
now that you wake me with a kiss
I hear you asking if this year
I will wear the crystal crown
that lies on the throne next to yours
no, and yet I’m your beloved queen
whereas no mortal soul suspects
we are for ever lovers
although the moments we share are rare
because of everything that parts us
outside life is standing still
as long as I remain with you
dearest, thaw your icy arms
this lifeless nature makes me sore
I want to warm the earth once more
d’you hear the birds that are calling?
open the gates, this is my day!
I’ll sprinkle flowers on my way
follow me at your last glance
(c) Vera De Brauwer
Met “Voyeur” won ik de eerste prijs in categorie C van de Julia Tulkens poëziewedstrijd 2010.
Het kopen van de bundel “O amor natural” inspireerde mij tot het schrijven van “Voyeur”. Foto door Marijke Van Welden.
Voyeur
geschreven na het kopen van de door August Willemsen vertaalde bundel “O amor natural” van Carlos Drummond de Andrade, in boekhandel De Slegte in Gent
Te lezen op de achterkant van het scheurblaadje van 13 februari 2013 van De Druivelaar:
is het een woord dat reeds bestaat?
ik zoek het op
ik typ het in
hoe snel dat gaat!
in minder dan een kwart seconde
wordt het vijfhonderd keer gevonden
en ik die dacht…
sssst
niets gelezen, niets gehoord!
laat ik opnieuw beginnen
lieverling
hoorde je ooit een mooier woord?
de lage zon schildert een zebrapad
in onze diepe, lege tuin
de buren leveren boomzwarte verf
wij een grasgroene straat
daar waar het kippenhok niet staat
komen er al paaltjes uit de grond
met grijs kippengaas errond
zal ik oversteken? gaan kijken
waar ik later eieren zal rapen
stront van legstokken schrapen
ach, stel je voor dat het noodlot
de trein die ginder verder rijdt
vandaag plots van de sporen scheidt
zoals een dooier van het wit
dan tokken hier bij voorbaat
zulke intrieste weeskipjes
Voor de liefhebbers van Vlaamse dialecten zong ik het ook eens in het dialect van mijn jeugd. Dit is de streektaal van de regio ten noorden van Gent (Oostakker, Zaffelare, Lochristi…), niet te verwarren met het Gents, wat totaal andere klanken kent.
regen, regen, regen, het is zo triest
zie die blozende tomaten huilen in de groententuin
de boontjes schurken tegen elkaar aan
zoeken troost onder het doorbuigend blad
de sla staat met haar voeten in het nat
kon ze maar haar krullend kapsel schudden
dan vlogen druppels in het rond
ik sop door de paadjes van watersnood
red een courgette van de verdrinkingsdood
help een selder uit zijn lijden
met de belofte aan een warme pan en verse kruiden
“en…?”
nou vooruit, een flinke portie room!
Gedicht geschreven n.a.v. “Poëzie in het Park” (Amsterdam Wereldboekenstad zomer 2008 – het Bijlmerpark) en tot mijn verrassing gepubliceerd in de jaarbundel 2008 van de OBA (Openbare Bibliotheek Amsterdam). Toen Jos van Hest (die samen met Riet Lamers de bundel samenstelde) bij de voorstelling van de bundel vroeg of ik het gedicht ook ging zingen, spoorde dat mij aan om tijdens de lange autorit naar huis een gezongen versie te bedenken. Deze is een “vertaling” naar het Vlaams dialect van mijn jeugd. Hieronder staat een poging tot fonetische notering van dit dialect.
Van de reëne in de soepe
reëne, reëne, reëne, ’t es zuû triestig
zie nekieër oe dat die bleuzende tomatten
schriemen in de groenselhof
de beuntjes schurken teën mekoar
zoeken truûst onder ’t deurbuiënd blad
de saloa stoa mee eur voeten in ’t nat
kost ze moar eur krullen schudden
dan vloën druppels in ’t ronde
ik soppe deur de wegelingskes die onder woater stoane
‘k redde een koerzet van de verdrinkingsduû
‘k elpe nen selder uit zijn lijën
mee de belofte oan een weirme panne en verse kruiën
“en?”
allez veuruit, een goeë scheute ruûm