Home » Columns » Wat een geluk

Wat een geluk

We zouden een wandeling maken op grote hoogte. We konden met een bus de Stelviopas oprijden, ginder boven het wandelpad nemen naar de Furkelhütte en vandaar met de stoeltjeslift terugkeren naar het dal. Enig probleem: het weer. De gletsjer zat in de mist en de lucht was grijs met dreigende wolken. Volgens de hotelbaas zou het absoluut niet regenen, maar we stelden onze hoogtestage toch liever een dagje uit en kozen voor een wandeling dichterbij, naar de Berglhütte. Die wandeling overbrugde op een relatief korte afstand een hoogteverschil van 600 meter. Ik had de hele tijd het gevoel dat ik aan het traplopen was. Na driekwart van de beklimming passeerde ons in tegenovergestelde richting een Engelse familie die ons de Apfelstrüdel (alweer…) aanraadde. Na 14.786 treden kwam de hut in zicht.

Omdat ik zelf meer zin had in iets hartigs, bestelde ik een kom Gulaschsuppe, de rest van het gezin koos voor de Apfelstrüdel. De jongen noteerde de bestelling. Toen hij naar de keuken wilde vertrekken, viel het hem te binnen dat de Strüdel op was. Leuke Engelsen: de laatste porties verorberen en dan de wandelaars het water in de mond laten komen! Dan maar een Linzer Torte. We lieten het ons smaken en vroegen ons af hoe men toch al die spijzen en dranken naar de hut brengt. Ze ligt onbereikbaar voor een helikopter en we hadden geen kabellift bespeurd. Hoe men het doet wanneer er veel proviand moet worden ingeslagen, weten we niet, maar we hoorden van andere hotelgasten dat de zoon voor de kleinere boodschappen “gewoon” even naar het dal loopt. U wenst Kaiserschmarren, mevrouw? Geen probleem! Het poedersuiker is wel op, dus als u enkele uurtjes geduld hebt, ga ik die snél even halen. Nog een koffietje ondertussen?

Toen we uit de hut kwamen, zagen we nog wel een hand, maar lang geen dal meer voor ogen. Hoho, wat een mist! Plezant, geheimzinnig, spookachtig, dat hadden we nog niet eerder meegemaakt. We volgden, nog net niet op de tast, het pad naar beneden. Toen we onder de mist kwamen, voelden we echter – letterlijk – nattigheid. De lieflijke dropjes werden dikke druppels en uiteindelijk werd het een Plensbui met hoofdletter, die met korte tussenpozen twee uur aanhield. Al snel waren we een lopende voorstelling van de nieuwste zegswijze “nat tot op het gat”. Tot overmaat van ramp begon het te onweren. De bliksem flitste rond onze oren, op luttele seconden gevolgd door de donder. Doodsbang raceten we door het naaldbos, waarbij we bij elke looppas het water tussen onze tenen voelden naar boven stromen in onze bergschoenen.

Kleddernat kwamen we toe in het hotel. De receptioniste wees ons het Trockenraum aan, waar in de winter de skikledij en -schoenen gedroogd worden en waar wij onze natte kleren van het lijf stroopten. Nog net niet naakt, om geen aanstoot te geven, ging mijn echtgenoot onze badjassen halen. Rillend van de kou kropen we in de sauna en daarna onder het donsdeken. Omdat het Trockenraum ’s avonds voortekenen van vijvervorming vertoonde, bood de hotelbaas (die gezien zijn leeftijd gelukkig nooit de job van weerman zal ambiëren) aan om onze kleren in de droogkast te stoppen. Onze schoenen, die we bij aankomst in het hotel hadden leeggegoten in de bloembakken, werden gevuld met oude kranten en in het chauffagehok geplaatst, dicht bij de ketel. Wat een geluk dat we die ochtend besloten hadden niet naar de Stelvio te gaan, we waren de dans toch maar mooi ontsprongen!

(augustus 2010)

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *