Ik heb een gezin van smulpapen. Bij ons ontbijt is er geen lekkerder gespreksonderwerp dan het middageten en “watetenwevanavond” wordt na de dagtaak bij ons als begroeting gebruikt. Gelukkig heeft niemand van ons aanleg om te verzwaren, anders rolden wij de deur uit.
Als oppersmulsmurf ben ik dus niet van de dikste, eufemistisch uitgedrukt. Niet dat ze mij zomaar door een sleutelgat zouden kunnen trekken, zoals mijn lieve moeder zaliger placht te zeggen, maar er steekt liefst geen krachtige wind op als ik mijn wasgoed aan de draad hang. Ik was nooit een zwaargewicht en waar de meeste vrouwen na een zwangerschap een paar kilo’s extra meezeulen, was het bij mij net het omgekeerde. Gelukkig ben ik na twee kinderen gestopt! Ook mijn bolle wangetjes verdwenen samen met het bolle buikje. Pas op, je hoort mij niet klagen. Ik eet wat ik wil, zoveel als ik op kan, een luxe, quoi!
Onlangs hoorde ik twee collega’s praten over revolutionaire lingerie die alle vetrolletjes zou doen verdwijnen. Goedele Liekens zou in een televisieprogramma bekend hebben dat zij het ook droeg, als bewijs haar jurkje omhoog schortend. Waar dat vet dan wel naartoe ging, vroegen die collega’s zich af. Het zou me worst wezen (heerlijk, met appelmoes, frietjes én een grote schep mayonaise). Toen ik enkele dagen later in een pashokje het door mij fel begeerde nauwsluitende jurkje over mijn hoofd had getrokken en mijn spiegelbeeld een kritische blik toewierp, kon ik er echter niet naast kijken: er waren kwabbetjes te zien! Van die kleintjes. Van die miniloempiaatjes. De dochter werd inderhaast geïnterpelleerd. Ja, zij zag ze ook. Maar ze vielen toch écht niet op. Volgens haar. Nu ben ik het volstrekt eens met het protest tegen anorectische fotomodellen en het ongebreidelde fotoshoppen dat van elke levende vrouw een barbiepop maakt, maar als je zelf de pop bent, wil je er liefst wat ordentelijk uitzien in je barbiejurkje. Wat zou er ongezond of nadelig kunnen zijn aan het dragen van de moderne versie van het corset?
Dus kocht ik het kleedje en ging op zoek naar, zoals internet mij leerde, “shapewear”. Zoveel merken, zoveel modellen, zoveel winkels. Toevallig liepen er in de door mij uitgekozen winkelstraat demonstratrices van Côte d’Or. Op een zilveren dienblad (inox klinkt zo banaal) werden reepjes chocolade van mijn lievelingsmerk aangeboden. Geen pietluttige brokjes om één tand te plezieren, neen, hele reepjes! Jammer genoeg geen repen zoals in de verpakking van vierhonderd gram die ik zelf altijd koop en die in míjn winkel superhandig nog eens per drie verpakt zitten voor de grootverbruikers. Met een Côte d’Or kortingbon op zak en een mond vol verrukking stapte ik de lingeriewinkel binnen. Ik mompelde waarvoor ik kwam, eerder om mijn bruine tanden niet te tonen dan dat ik me ervoor schaamde dat ook déze sperzieboon dacht shapewear nodig te hebben. Een vriendelijke juffrouw begeleidde mij naar het rekje met het onaantrekkelijke-maar-o-zo-efficiënte ondergoed. Ik bekeek de diverse modellen en koos een slip uit die tot onder je oksels kwam, met pijpjes om de kwabbetjes zover mogelijk naar beneden af te leiden. Zelfverzekerd nam ik een small van het haakje. “Het zijn wel ultrakleine maatjes,” kreeg ik als advies. De juffrouw haalde de short uit het zakje en spreidde hem voor me open. Voor zover je van openspreiden kon spreken: het ding was nauwelijks vijftien centimeter breed! Het was elastisch, maar het gaf zich niet zomaar gewonnen toen ik er mijn armen doorstak om het open te rekken. Voor de zekerheid nam ik dus ook een medium mee in het pashokje. Ik wurmde me in de mediumshort, die ik optrok tot aan mijn boezem. Tot mijn verbazing zat die dwangbuis niet oncomfortabel. Wat zag ik er strak uit! Alle loempiaatjes gladgestreken. Overal een egaal laagje crème au beurre. Ik liet mijn handen over mijn middel, buik en heupen glijden… Ik zag er natuurlijk niet uit, met zo’n ultramegamaxislip. Maar niemand die ze zou zien, onder mijn jurkje.
Waarom is een mens nooit onmiddellijk tevreden? Waarom moet men altijd controleren of iets anders niet nóg beter is? Waarom probeerde ik of ik me niet tóch in een small kon proppen? Toen ik mijn ene been erin had geperst en ik het tweede tegenstribbelende pijpje met al mijn kracht wou optrekken, schoot er een pijnscheut in mijn rechterschouder die elke volgende poging onmogelijk maakte. “Gaat het?” vroeg de juffrouw meelevend. Neen, het ging absoluut niet. Die small was enkel geschikt om te vullen met gehakt, bereid met fijne kruiden, beschuiten en een eitje, en in de oven langzaam te garen.
Hoe dan ook, ik zal er prachtig uitzien op het personeelsfeest, in mijn auberginekleurige jurk. Dankzij mijn figuurcorrigerende short, maat medium, zal ik glad als een paling-in-roomsaus door de zaal glibberen. Wel vervelend dat ik momenteel op stuntelige manier de wagen in achteruit of in vijfde versnelling moet zetten met mijn linkerarm en dat zelfs een boterham snijden een beetje pijnlijk is. Hopelijk zijn er hapklare brokjes op het feest.
Zo beeldend verteld. Hardop gelachen, kostelijk!