Ik ben het groenpoepkuiken.
Ik grobbel in het gras,
ik strubbel door de struiken
en plodder op de plas.
Ik ben het groenpoepkuiken,
herkenbaar aan mijn roep,
aan mijn manier van duiken
en aan mijn groene poep.
Ik ben het groenpoepkuiken,
jij slappe bruinkwakhoen!
‘k Laat jou een poepje ruiken
en let wel… het is groen.
Ik zat net lekker te ontbijten toen ik door groene poep werd overspoeld. Maar, het smaakte me uitstekend.